top of page
Persoonlijke opvatting in 'jeugdzorg' beïnvloedt besluitvorming (niet-valide):
Hieronder nog enige bevestigingen van wetenschappers (scrol).
  • 29 januari 2018

Persoonlijke opvattingen van 'jeugdzorgprofessionals' zijn van substantiële invloed op het besluit of een kind uithuisgeplaatst moet worden.

Dit blijkt uit het proefschrift van Cora Bartelink,* waarop zij op

1 februari 2018 promoveerde.{'Professional'= broodverdiener; een persoon, die beroepsmatig werkzaam is}

Bartelink onderzocht het besluitvormingsproces van professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming.

ORBA, een methode voor besluitvorming, en het risicotaxatie-instrument LIRIK blijken slechts in beperkte mate bij te dragen aan een zorgvuldige besluitvorming.

'Jeugdzorgprofessionals' laten zich ook leiden door hun persoonlijke redenering en opvattingen op het gebied van {onbepaalde mate van} kindermishandeling en uithuisplaatsing.

Naast het gebruik van ORBA en LIRIK is het daarom belangrijk dat 'professionals' kritisch hun besluitvorming onder de loep nemen.

Ook is het belangrijk dat zij samen mèt ouders en kinderen tot een besluit komen. Dit dwingt ze om de beslissing zorgvuldiger te onderbouwen {en zo kan er ook voorlichting mèt alternatieven uitgelegd worden waardoor er een mentale keuze komt voor te liggen bij ouders}.

Ook is het goed als de 'professionals' hun collega's betrekken bij de besluitvorming {of liever naar IVRK 24 lid 1 een specialist die onderzoekt naar diens beroepscode}.

Bron: Rijksuniversiteit Groningen; Nederlands Jeugdinstituut.

Meer informatie:

Aanvullende maatregelen nodig bij besluitvorming in kindermishandelingszaken :

Gestructureerde methoden voor besluitvorming en risicotaxatie-instrumenten in de jeugdhulp en jeugdbescherming verbeteren de jeugdzorgprofessionele besluitvorming in kindermishandelingszaken slechts in beperkte mate.   'Professionals' blijken verschillend te redeneren in kindermishandelingszaken, wat leidt tot uiteenlopende besluiten. Dit concludeert Cora Bartelink in haar promotieonderzoek.

Wanneer zeg je als 'professional' dat er sprake is van kindermishandeling in een gezin?

Goede besluitvorming over deze vraag is essentieel {immers dwangzorg kan zo schadelijk zijn  voor het kind}.  Doel van het promotieonderzoek was inzicht te krijgen in factoren die de besluitvorming van 'professionals' in de jeugdhulp en jeugdbescherming beïnvloeden en mogelijk verbeteren in zaken waar (een vermoeden van) kindermishandeling speelt.

​

Bartelink onderzocht daarvoor:

  1. de effecten van een gestructureerde methode voor de besluitvorming op de kwaliteit van oordelen en beslissingen (de zogeheten ORBA-methode);

  2. de effecten van een risicotaxatie-instrument (LIRIK) op de overeenstemming en trefzekerheid van risico-inschattingen;

  3. hoe 'professionals' redeneren bij beslissingen over de inzet van interventies. 

 

De effecten van de gestructureerde besluitvorming met ORBA en het risicotaxatie-instrument LIRIK blijken beperkt te zijn. Ze helpen professionals om meer relevante factoren in ogenschouw te nemen, maar het leidt er niet toe dat ze het vaker eens zijn in hun oordelen bij kindermishandelingszaken.   Ook leidt het niet tot trefzekerder oordelen.  

Daarnaast blijken persoonlijke redenaties en de opvattingen van de 'professionals'  ten aanzien van kindermishandeling en de uithuisplaatsing van kinderen de besluitvorming substantieel te beïnvloeden. 

{Een professional in jeugdzorg/-bescherming = persoon die behoort tot het lage, vage sociaal domein, niet tot de gezondheidszorg met artsenbeëdiging}.

Dit verklaart mogelijk de beperkte effecten die Bartelink vond bij gebruik van ORBA en LIRIK:   dergelijke methoden lijken niet genoeg tegenwicht  te geven voor die {niet-diagnostische} persoonlijke redenaties en opvattingen.

​

Het is daarom volgens haar nodig om - naast het gebruik van middelen als ORBA en LIRIK - aanvullende manieren te zoeken om de besluitvorming te verbeteren.

Ze denkt daarbij onder meer aan een meer gedeelde besluitvorming van professionals mèt de ouders en kinderen. Dat dwingt professionals ertoe hun besluitvorming meer transparant te maken en zorgvuldiger te onderbouwen. Ook kritisch denken kan hieraan een belangrijke bijdrage leveren: het systematisch - eventueel in teams - bedenken van alternatieve verklaringen en doelbewust genereren van voor- en tegenargumenten voor de voorgenomen èn alternatieve beslissingen.

Cora Bartelink voerde haar onderzoek uit bij het Nederlands Jeugdinstituut waar zij werkt als onderzoeker/adviseur in het programma Veilig opgroeien. Het werd gefinancierd door het Nederlands Jeugdinstituut, ZonMw, Stichting Kinderpostzegels en de RUG.

Zie ook het nieuwsbericht van het Nederlands Jeugdinstituut: Drie vuistregels bij besluitvorming voor professionals .

​

 

  • Proefschrift :  “Dilemmas in child protection: Methods and decision-maker factors influencing decision-making in child maltreatment cases” – Bartelink, C. 2018 [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen. 168 pagina's.

De PDF is te vinden op  . https://www.rug.nl/research/portal/en/publications/dilemmas-in-child-protection(f61c10dd-5fa7-4387-80e5-738de3dbdb04).html

Zie ook onderaan.*

 

Ons commentaar met tip:

Dit is een belangrijke bevinding naast die van de Kinderombudsman in 2013, “Is de zorg gegrond?”, waar vele fouten werden gevonden in de jeugdzorgrapportages (ook van het AMK/VT en de RvdK), waardoor besluitvorming in de justitiële jeugdzorgketen  de roep deed opwaaien van (diagnostische) waarheidsvinding. Ouders worden ook te slecht voorgelicht en te zelden worden de diverse alternatieven uitgelegd; ouders ervaren dit als een slechte bejegening, waarover prof. Carlo Schuengel waarschuwde naar 'jeugdzorg'.

​

Een kinderbeschermingsmaatregel heet civiel te zijn, maar als het waar was, dan zouden het mishandelende ouders betreffen, en kindermishandeling zou strafbaar moeten zijn, dus bij het strafrecht thuishoren. Daar zou de werkgelegenheidsbescherming van de jeugdzorgketen niet blij mee zijn. (De onderstreepte woorden zijn links naar meer onderbouwing!).

​

In het strafrecht dient bewezen te worden met een zekerheidskans van 98%, doch in de 'civiele' jeugdzorg is dat vagelijk 51%. Dat kan dus makkelijk met suggesties.

​

Naast Bartelink en de Kinderombudsman zijn er ook andere wetenschappelijke inzichten, dit bevestigend,  om wel veel zuiniger om te gaan met dwangmaatregelen, vanwege de bewezen schadelijke effecten.

​

Zo bewees Joseph J. Doyle jr in 2007 en later dat kinderen met dezelfde problematiek random thuis de passende hulp mochten ontvangen en beter af waren dan die groep waar het uithuisplaatsen werd doorgezet, weg van de vertrouwde omgeving en familie.

​

Recent en belangrijk, immers medisch inzicht, is die van arts prof. Ursula Gresser:  Het weghouden van de eigen ouder of ouders, met minder bezoekcontact dan een dagdeel per maximaal een week, blijkt niet enkel psychisch schadelijk en levenslang gevolgen te kennen, doch ook fysiologisch blijkt het te vaak mis te gaan; daarop is de 'jeugdzorg' niet deskundig of bevoegd.

​

Te vaak wordt waargenomen dat kinderrecht* IVRK artikel 24 lid 1 om dit vooraf of snel na besluit tot dwangzorg te diagnosticeren, een nulmeting waarop het besluit moet worden gecontroleerd, geschonden wordt door de 'jeugdzorg' en te afwachtende ouders (BW1:247). En kinderrecht IVRK 25 dat vervolgonderzoeken verplicht stelt bij dwangzorg, uiteraard op hetzelfde niveau als van artikel 24. Zo kan worden bepaald of de G.I. (jeugdbescherming) wel de juiste hulpinzet bezigt.

 

Resumerend:

Er zijn twee partijen, die van de ouders en die van de 'jeugdzorg'. En bij scheiding met dwangzorg drie (3)!!!

De jeugdzorgprofessionals blijken, al zijn ze geen diagnostisch bevoegden, te veel te varen op persoonlijke meningen; en hun gedragswetenschappers zien het gezinssysteem niet zelf om te onderzoeken naar beroepscode, maar moeten afgaan op wat de jeugdzorgwerker wenst en kan doorgeven vanaf diens sociaal-werkersniveau.  En daarop wordt vanuit de 'jeugdzorg' beslist in verzoek naar de rechter.  (En de rechter is onbewust dat 'professional' niet deskundige betekent doch broodverdiener; de slager is ook professional, en ook niet deskundig in te diagnosticeren zaken).

​

Daarentegen, ouders die hogere kwaliteit voorstaan, mogen op basis van deze wetenschappelijke bevinding een beter, een hogergekwalificeerd hulptraject verzoeken; daartoe wijzen de onafhankelijke wetenschapsinzichten van Joseph Doyle, Ursula Gresser,   Jo Hermanns, Carlo Schuengel, en anderen, een tegenverzoek indienen en op de dubbele weegschaal van Vrouwe Justitia neerleggen, zelfs vanuit hun plicht in BW1:247.

​

Een OTS zonder deskundigheid en zonder goede voorlichting, vaak onder een 'moeten' en een  'gehoorzaam zijn aan de gezinsvoogd', straalt een nare sfeer af in de levenssfeer avn een opgroeiende; er zijn kinderen die zich bedreigd voelen, te langdurig en depressief worden. Dat mag geen 'hulp' genoemd worden.

​

Vooral het UitHuisPlaatsen (UHP) blijkt nu meermaals schadelijk te zijn voor de opgroeiende.  Te vaak ook ziet het kind diens ouders te weinig na uithuis te zijn geplaatst, en dat is tevens slecht voor de identiteitsfase; wat een paar schoolniveaus kan schelen!

​

Vreemd is dat de ouders met hun gespecialiseerde advocaat deze discrepantie tussen de onwetenschappelijke inzet van 'jeugdzorg', al noemen ze zich 'professioneel' (dat betekent eigenlijk 'broodverdiener') en de echte wetenschap goed moeten uitleggen, want de jeugdrechter heeft of neemt zelden tijd om ouders serieus te nemen, terwijl ze staan tegenover die andere juridische partij, die vaak ook nog dossiers achterhoudt in tegenspraak met het McMichael-arrest.    

​

Gokkende rechters:

Rechters willen graag gokken op wat zich 'professional' noemt. De weegschaal wordt vergeten.

​

Laat dus het verschil goed zien tussen Kinderombudsman en Bartelink naast Doyle en/of Gresser t.a.v. het kind dat opgroeit en ook latere belangen zal kennen.

​

En heb zelf al veel zwart op wit gewerkt, officieel, met termijnen (Awb). Doorvragen naar CONCRETIE is belangrijk om te gaan voldoen aan wat , vaak vaag, beweerd wordt dat moet verbeteren, en vraag door waar de grens ligt en hoe gemeten werd en wordt. Naar de Beginselen van behoorlijk bestuur dient de jeugdhulp dit concreet op te schrijven.

​

De rechter is gehersenspoeld door lezingen van mw. Weterings. (Ken dat, zie die links!).

​

Het is de lakse politiek die niet diep in de black-box van 'jeugdzorg' wenst te kijken.  Het had goedkoper gekund door naar wetenschappers te luisteren, maar de jeugdzorglobby is makkelijker hoorbaar. Toch moet daar het andere beleid van komen, dat zich voegt naar de noodzaak van 'diagnostische waarheidsvinding' en een goed onderzoek door een Rechter-Commissaris-jeugdzorg (R-C.; Onderzoeksrechter), want die aangetoonde schade aan kinderen onder dwangzorg is ernstiger dan het opsporen van het laatste kind dat geslagen is (en kindermishandeling heet in jeugdzorgland).

- - - - -

  • Nieuws van het NJi:  29 januari 2018

Drie vuistregels bij besluitvorming voor ‘jeugdzorgprofessionals’:

Methoden en instrumenten zijn belangrijk, maar niet het enige dat ‘professionals’ nodig hebben om tot een zorgvuldige besluitvorming bij (vermoedens van) kindermishandeling te komen {of, waar op gericht zou moeten worden omdat dit te vaak voorkomt t.o.v. het vinden van een extra mishandeld kind,  kinderen te beschermen tegen ‘false positives’?}.  Dat betoogde promovendus Cora Bartelink 1 februari 2018 tijdens de verdediging van haar proefschrift  'Dilemmas in child protection'.

Desgevraagd geeft zij drie vuistregels die hen kunnen helpen om nauwgezet afwegingen te maken in kindermishandelingszaken.

     

Mogelijk zijn er jaarlijks bijna, geëxtrapoleerd, 119.000 kinderen het slachtoffer van kindermishandeling.  Voor een effectieve aanpak van deze hardnekkige problematiek is het van belang dat ‘professionals’ in jeugdhulp en jeugdbescherming komen tot zòrgvuldige besluitvorming. Idealiter laten ‘professionals’ zich daarbij niet alleen leiden door een methodiek zoals bijvoorbeeld een risicotaxatie-instrument, aldus onderzoeker Cora Bartelink (NJi).

  

Desgevraagd formuleert zij drie vuistregels voor professionals om tot een weloverwogen besluit te komen. 

      

  1. Gebruik altijd een methode of instrument om tot gestructureerde besluitvorming te komen. Dit zijn namelijk goede hulpmiddelen bij het in kaart brengen en objectiveren van de veiligheid en eventuele risico’s en ze helpen om blinde vlekken in beeld te krijgen. {De invulling bij afvinklijstjes moet natuurlijk genuanceerd gebeuren, door een deskundige die niet daarin haar eigen persoonlijke ervaringen en meningen laat wegen}.

  2. Wees je tegelijkertijd ook altijd bewust van de beperkingen van dit soort instrumenten. Onderzoek wijst uit dat persoonlijke redeneringen en opvattingen over kindermishandeling en uithuisplaatsing besluiten van professionals beïnvloeden. {Een ouder die wat alcohol drinkt is nog geen alcohollist}.

  3. Wees daarom kritisch op je eigen bevindingen en neem je besluit vanuit verschillende perspectieven onder de loep. Betrek collega’s maar ook ouders en kinderen om tot een weloverwogen besluit te komen.  {En ken het kinderrecht op toegang tot gezondheidszorg voor diagnostiek waar getwijfeld wordt door de ‘professionals òf door de ouders}.

 

Deze vuistregels zijn gebaseerd op het proefschrift 'Dilemmas in child protection'.

Hierin constateert Cora Bartelink dat persoonlijke redenaties en opvattingen over kindermishandeling en uithuisplaatsing professionals beïnvloeden bij het nemen van besluiten. Het lijkt erop dat professionals toeredeneren naar een besluit dat aansluit bij hun opvattingen. Als professionals zich hiervan bewust zijn en aanvullende maatregelen nemen, draagt dit bij aan een zorgvuldige besluitvorming.  –  Bron: Nederlands Jeugdinstituut

Meer informatie:

Opmerkelijk is dat vertrouwensartsen van Veilig Thuis in opspraak raken, voor tuchtcollege een berisping of wat krijgen, en psychopathisch doordrammen zonder de verhouding in het oog te houden.  Het 'moet en zal gebeuren' om één zeldzaam mishandeld kind te ontdekken, terwijl normaal is de echte wetenschap te overwegen en dus zichzelf te relativeren qua inzet; overweeg dat in de praktijk er meer dan één 'false positive' binnenkomt met de daarbij gepaard gaande schade die boven is uitgelegd (Gresser).  Zie hier een artikel tegen een vertrouwensarts door een arts geschreven: http://jeugdzorg-darkhorse-plus.blogspot.nl/2018/02/oorlog-met-veilig-thuis-het-offensief.html  .

En weet u nog steeds niet wat een 'vertrouwensarts' is in bejegening en bedreiging naar ouders en kind, kijk dan hier naar haar collega: https://www.youtube.com/watch?v=CXaaAq2oQlg .

  • Ongelijkwaardige partijen binnen civiele procedure:  

Partijen in een kinderbeschermingsprocedure zijn niet gelijkwaardig (equality of arms). Ouders staan als one-shotter tegenover een repeat-player (Raad en G.I. als verzoekende instanties). Hebben vaak ook geen financiële middelen voor contra-expertise (art. 810a Rv) naar arrest van EHRM in N.P./Moldava (6 okt 2015 appl.nr.58455/13) houdt rekening met deze ongelijke positie. {Ouders, dit is bruikbaar!}.

​

Belangrijke links met wetenschap: hier, en heel deze site, en deze myten van jeugdzorg.

*:

‘Persoonlijke voorkeur bepaalt uithuisplaatsing kind’ - Skipr Redactie – 2 februari 2018

https://www.skipr.nl/nieuws/persoonlijke-voorkeur-bepaalt-uithuisplaatsing-kind/

Of een kind al dan niet uit huis geplaatst gaat worden, is vooral afhankelijk van de persoonlijke opvattingen van hulpverleners. Er zijn meer maatregelen nodig  om beslissingen bij kindermishandeling te onderbouwen.

Dat stelt Cora Bartelink, die op 1 februari promoveerde aan de faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen van de Rijksuniversiteit Groningen.  Bartelink  onderzocht het besluitvormingsproces  van professionals in de jeugdhulp en jeugdbescherming.

     Persoonlijke opvattingen

Wanneer is er sprake van mishandeling en moet een kind uit huis geplaatst? Gevalideerde methodes voor besluitvorming als ORBA en het risicotaxatie-instrument LIRIK  spelen slechts een beperkte rol in de beslissing {wanneer die door deskundigen zouden worden afgenomen, doch de jeugdzorgwerker is níét diagnostisch-bevoegd!}. Het helpt ze om alle factoren mee te wegen, maar zorgt niet voor een trefzeker en eenduidig oordeel... {Immer minder dan 70%, dus niet op zich diagnostisch!}.  {Jeugdzorg}professionals laten zich vooral leiden door hun persoonlijke redenering en opvattingen op het gebied van kindermishandeling en uithuisplaatsing. En dat leidt tot heel verschillende beslissingen. Ze zijn het daarom regelmatig met elkaar oneens.

      Transparanter

Bartelink pleit om aanvullende manieren te zoeken om de besluitvorming te verbeteren. Ze denkt daarbij aan een meer gedeelde besluitvorming van professionals met de ouders en kinderen en professionals in teams. Dat dwingt de zorgverleners om transparanter te zijn.   

Cora Bartelink voerde haar onderzoek uit bij het Nederlands Jeugdinstituut waar zij werkt als onderzoeker en adviseur in het programma Veilig opgroeien. Het werd gefinancierd door het Nederlands Jeugdinstituut, ZonMw, Stichting Kinderpostzegels en de RUG.

​

  • *:

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • ​

  • \/

  • ​

  • Vergeet niet dat dit de rechter goed uitgelegd moet worden in zeer beperkte tijd. De rechter is geen orthopedagoog en gokt op welke partij gelijk heeft, zonder dus naar de echte belangen van het kind zèlf te kijken. De rechter is jurist, met wetten als meetinstrument, voor wanneer dat hem uitkomt.

  • Maak dus duidelijk dat er diverse alternatieven liggen die vanuit wetenschappelijke onderbouwing goedkoper, sneller werkzaam en effectiever zijn dan het schadelijke 'dwangzorg'  (OTS, UHP, en beëindigen gezag, wat wel handig kan zijn bij omgangssabotage voor tijdelijk). Het is een kinderrecht (IVRK 24 lid 1 en art. 25, naast EVRM 6).

  • Gebruik bij uw uitleg het arrest van EHRM in N.P./Moldava, bovengenoemd.

  • ____________________________________________________________________________ 

  • Prof. Geert Jan Stams, hoogleraar in de Forensische Orthopedagogiek, UvA, zegt: “Jeugdhulp moet niet gebaseerd zijn op intuïtie of onderbuikgevoel”.

De beweging ‘Jeugd in Onderzoek’ publiceerde deze reactie over het in de jeugdzorg zo gebruikelijke werken met onderbuikgevoelens, om met risicotaxatielijstjes kinderen de jeugdzorg en dwingende jeugdbescherming in te krijgen: https://jeugdinonderzoek.nl/interview-geert-jan-stams/ .

          Maart 2021. – Interview: Mérie van der Rijt met Stams:

‘Jeugd in Onderzoek’ (JIO) brengt wetenschap, beleid en klinische (diagnostische) praktijk bij elkaar.

​

Waarom is het belangrijk om wetenschap, beleid en klinische praktijk bij elkaar te brengen?

‘[Jeugdzorg]Professionals uit de praktijk denken soms dat interventies wel of geen effect hebben op basis van hun eigen ervaringen {en deze bedenking klopt met de bevindingen in o.a. het proefschrift van Cora Bartelink, 2018. Ook het werken met risicotaxatielijstjes  geeft voor diagnostisch-ònbevoegden een waarschijnlijkheidsscore van tussen de 0% en 50%. De kans op waarheidsvinding is dus gemiddeld minder dan de helft! – TjS}. Het is goed dat de wetenschap al deze ervaringen naast elkaar legt en op basis van grotere aantallen en theorievorming uitspraken  doet.

​

De jeugdhùlp {dat is i.d.g. het hulpdeel zonder jeugdzorg} die we bieden, moet niet gebaseerd zijn op intuïtie of onderbuikgevoel. Soms {of eigenlijk  bijna altijd}  klinken beweringen heel logisch, maar is het góéd om [diagnostisch] te onderzoeken of ze ook echt kloppen. We willen natuurlijk graag dat de jeugd de hulp krijgt die nodig is én geen geld over de balk smijten. {We herkennen als ouders wel dat de jeugdzorg jaren aan de haal gaat zonder echte zorg te leveren}. Voor de wetenschap is het belangrijk om de juiste vragen te stellen, de vragen die voor praktijk en beleid relevant zijn.’

​

Heeft u een voorbeeld van een aanname die verder onderzoek verdient?

‘Een gangbare gedachte is dat preventieve hulp zwaardere vormen van hulp voorkomt, maar dat is niet altijd {ofwel zelden} zo. In een overzichtsstudie naar intensieve crisisinterventie om uithuisplaatsing van kinderen te voorkomen, vond Channa Al  bijvoorbeeld dat crisisinterventie in sommige gevallen [in de jeugdzorg] juist tot uithuisplaatsing kan leiden en meestal geen effect heeft op uithuisplaatsing {en de schade  daarná is door  andere  wetenschappers  aangetoond}.


Een ander voorbeeld is de inzet van familienetwerkberaden (Eigen Kracht Conferentie; halfslachtig door de jeugdzorg overgenomen of nageaapt).

Er was een sterke overtuiging in beleid, politiek en hulpverlening dat we daarmee uiteindelijk goedkoper uit zijn, omdat mensen hun problemen vaker zelf oplossen met hulp van hun omgeving. Maar dit klopt niet, blijkt uit onderzoek van Sharon Dijkstra, uitgevoerd voor het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van Justitie. Nader onderzoek is nodig om te zien op welke manier en onder welke condities professionals vruchtbaar kunnen samenwerken met cliënten en hun eigen omgeving.’ {Zeker bij medium en high care wordt in jeugdzorg te laag ingezet, met escalatie tot gevolg}.

​

Wanneer is het congres geslaagd?

‘Maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld de ongelijke kansen van jongeren in een achterstandssituatie, los je niet op tijdens een congres. De eerste stap is een brug slaan tussen de drie partijen:  wetenschap, beleid en klinische praktijk {en waar jeugdzorg de ingang is, los je het dus niet op omdat het met onderbuik en taxatielijstjes gaat; ouders vergeten vaak het kinderrecht op gezondheidszorg}.  Bovendien kun je op het congres best practices voor jeugdhulp verspreiden. Deze twee punten kunnen de samenleving een duw in de goede richting geven.’

​

Heeft u een voorbeeld van een best practice?

‘Ja, het Netwerk Effectief Jeugdstelsel Amsterdam, NEJA, is zo’n best practice. Het is een samenwerkingsverband waarbij alle partijen die zich bezighouden met jeugdhulp elkaar ontmoeten. Zij ontwikkelen samen nieuwe initiatieven op dit gebied die evidence based zijn.

​

{Tot zover. Het klinisch domein heeft vaak geen benul van hoe de ingang, de toegangspoort met fuik, met jeugdzorg van het sociaal domein werkt.  Maar duidelijk is dat onderbuikgevoel is het meten in de jeugdzorg zeer veel fouten moet maken. De links zijn hier gegeven}.

​

Professionals in de jeugdhulp denken nog altijd te veel vòòr mensen. Wat zou het mooi zijn als jongeren die ‘ernstige problemen ervaren’ naast hun informele mentor ook zelf hun hulpverlener of behandeling mogen kiezen. Hiervoor moeten zij wel eerst goed geïnformeerd zijn over voor- en nadelen van de opties {en dat komt onder jeugdzorg niet vaak voor!}. Het is fundamenteel dat mensen zoveel mogelijk zelf kunnen beslissen over hun leven. Zonder dat is effectieve hulpverlening waarschijnlijk überhaupt onmogelijk.’ {Het gaat dus dat enthousiasmeren effect heeft}.

bottom of page